ten einde lig ik
op de vloedlijn van de tijd
in het wiegende
water van de zee
die trekt, zo lang al
trekt aan mij
de golfslag weekt me
los, en ik dein mee
in heen en weer
weifel even, glij dan
willig, zonder houvast
aan wat was
de waterwijdte in
zover als nooit meer
ik kan staan