Alle berichten van pietjanssen

De Prins

Ik heb genoeg van al die hulpeloosjes,
stiefmoedergansjes in zeven sloten
tegelijk, voor wie ik mag opdraven,

ik, de droomprins, ridder in de nood,
mooie jongen met een toverkus op de
lippen, de goddelijk gouden houd-

greep op een happy end. – Stik maar
in je giftige appel, voor mijn part slaap je
duizend en één jaar, en wie de schoen

mist, trekke het zich zelf maar aan. Ik
vergaloppeer me niet meer met mijn
edele doelen. Mijn betovering is uit-

gewerkt. Zo, nou hoor je het ook eens
van een prins. Maar ik ben moe, ik
ga slapen, en wee degene die mij wekt.

Ruimte gaandeweg

Ruimte gaandeweg, dichtbundel 2023, uitgave in eigen beheer. ISBN 978-94-93255-96-8

In RUIMTE GAANDEWEG neemt de dichter je mee op reis, zijn leven in, zijn kosmos in. Hij start bij alle begin, de oerknal en brengt je vervolgens bij zijn eigen begin, de geboorte, die angst oproept en die in dromen en fantasieën lijkt terug te keren. Geleidelijk overwint hij de beklemming en ontdekt hij de lichtheid van het schrijven. Bij zijn eigen einde aangekomen ziet hij het verval en de dood onder ogen, en schetst hij hoe hij loskomt van zijn lichaam.

Centraal in de bundel staat de beleving van ruimte. Aan de ene kant de benauwende ruimte die beklemt, of de veilige ruimte die bedreigd wordt; aan de andere kant de grenzeloze ruimte van de kosmos die geborgenheid biedt, die fascineert en uitnodigt. De dichter voert je mee naar sterren en planeten in het besef van zijn kleine maar ondubbelzinnige plaats In de geschiedenis van de mensheid, de aarde, het heelal.

Voor een GEDICHT

Voor BESTELLEN

de zee trekt

ten einde lig ik
op de vloedlijn van de tijd
in het wiegende
water van de zee
die trekt, zo lang al
trekt aan mij

de golfslag weekt me
los, en ik dein mee      
in heen en weer
weifel even, glij dan
willig, zonder houvast
aan wat was
de waterwijdte in

zover als nooit meer
ik kan staan

vrouwtje oud

ze gaat niet over een nacht ijs
ze kijkt wel uit, de kleine meid
ze is wakkerwijs

volvet kaasrond
schijnt de maan
hij lunatikt haar op de slaap

kijk, jupiter verliest zijn baan
verslingert zich aan haar
hij is verdraaid ver heen

maar vrouwtje raakt de weg niet kwijt
o nee

pro memorie

wie sterft valt uit de plooi
van de aangeklede tijd

wie sterft klaart de klus
van de ontvruchting

wie sterft ruimt zichzelf niet op

wie sterft geeft de geest
met een zucht terug

wie sterft heeft geen tijd meer
om niets te doen

duivenplaag

hardnekkig is hij wel, die verdomde duif
strontvogel op mijn grondgebied, met steeds
die grote boodschap, vrede, hoe durft ie
ik spring op als een klapwiekende, krijsende
vogelverschrikker en storm op hem af
wegwezen jij, terug naar je koerdistan

begrijp me goed, ik heb niks tegen vrede
ik wil geen stront, maar als je zo nodig moet
stort je dan op die wereldvreemde lieverds
met hun handjes graan, op het wit bescheten
plein mag je vogelvrij, zie je mijn buks?
ga in vrede voordat ik je de oorlog verklaar

postnataal

één nacht ijs is je vloer
je waagt het niet
het draagt je niet

moeder houdt je vast
in watten, wikkels, pampers

zingt slaap kindje slaap
speelt verstoppertje

je ademtocht is kort
de bodem al in zicht

stervende duif

dat weet ze nog: dat ze
uit de lucht kwam vallen
en dat hij haar vond

lijdzaam het koppie
de vleugels geknakt

ze ligt in een doos
op zijn aanrecht
hoort hem een lucifer
aanstrijken, in een la
rommelen naar gerei
hoe het gas suist
de boter spettert

en daarachter een radiostem
die het vliegen ontraadt

en buiten in de bomen
is dat niet het lome zomerse
koeren – dat weldadig
zomers lome koeren?

is dat niet het klapwieken
van vallende vogels?